De lidstaten moeten, binnen de grenzen van deze verordening, nationale bepalingen kunnen handhaven of invoeren om met het oog op een effectieve uitvoering en interpretatie van de regels van deze verordening de toepassing ervan nader te specificeren en te verduidelijken. Daarom moet in de beoordelingsmarge die de lidstaten op dit gebied hebben, gezorgd worden voor een evenwicht tussen de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens en het vrije verkeer van elektronische-communicatiegegevens.