Elektronische-communicatiegegevens moeten als vertrouwelijk moeten worden behandeld. Dit betekent dat elke interferentie in de transmissie van elektronische-communicatiegegevens, hetzij rechtstreeks door menselijk ingrijpen, hetzij via de tussenkomst van geautomatiseerde verwerking door machines, zonder de toestemming van alle communicerende partijen, moet worden verboden. Het verbod op interceptie van communicatiegegevens moet gelden tijdens de overdracht ervan, met andere woorden totdat de inhoud van de elektronische communicatie door de beoogde geadresseerde is ontvangen. Het onderscheppen van elektronische communicatie kan zich bijvoorbeeld voordoen wanneer iemand anders dan de communicerende partijen naar oproepen luistert, de inhoud van elektronische communicatie of de bijbehorende metagegevens leest, scant of opslaat voor andere doeleinden dan de uitwisseling van communicatie. Interceptie vindt ook plaats wanneer derden toezicht houden op de bezochte websites, het tijdstip van de bezoeken, de interactie met anderen, enzovoort, zonder toestemming van de betrokken eindgebruiker. Naarmate de technologie zich verder ontwikkelt, zijn ook de technische mogelijkheden voor interceptie toegenomen. Deze middelen kunnen variëren van de installatie van apparatuur waarmee gegevens van eindapparatuur worden verzameld gegevens over welbepaalde terreinen, zoals de zogenoemde "IMSI-catchers" (international mobile subscriber identity), tot programma’s en technieken die bijvoorbeeld ongemerkt surfgewoonten volgen om eindgebruikersprofielen te creëren. Andere voorbeelden van interceptie zijn het opvangen van payloadgegevens of gegevens over inhoud uit niet-versleutelde draadloze netwerken en routers, met inbegrip van surfgewoonten, zonder toestemming van de eindgebruiker.